Keyartmolen Tongerlo

Keyartmolen 2 Tongerlo

Naam: Keyartmolen (1139)
Adres: Keyartstraat 4, Tongerlo
Soort molen: Onderslag watergraanmolen
Route: De molen ligt vlak bij fietsknooppunt 12

Eigenaar Wim Winthaegen & Sonja Houben, Tongerlo
Gebouwd Voor 1139, diverse malen herbouwd, o.m. in 1850
Type Turbine watermolen
Functie Korenmolen
Kenmerken Bakstenen gebouw, dwars op de waterloop
Gevlucht/Rad Turbine (type Francis, Koppen & Frings uit Maastricht)
Inrichting Nog aanwezig: twee koppels kunststenen, pletter, mengketel
Toestand Gebouw goed, turbine gereviseerd
Bescherming M: monument, DSG: dorps- en stadsgezicht,
18 november 1993
Molenaar Wim Winthaegen, Jos Winthaegen, Danielle Wetzels
Openingstijden Als bed & breakfast, op afspraak, tel. 089 460047 (Sonja Winthagen); 0478 797390 (Wim Winthaegen); 0473 12 48 97; info@keyartmolen.be
Voorzieningen: Bij de molen is een B&B gevestigd.
Molenaars: Wim Winthaegen, Jos Winthaegen, Danielle Wetzels
Bezichtigen: na voorafgaande afspraak

Geschiedenis:

De molen werd voor het eerst vermeld in 1139. Hij werd toen in pacht gegeven door Godart, zoon van de Graaf van Loon, aan Aernout van de Keyart.
In 1590 was notaris Adam Van de Keyart eigenaar; hij was procureur van het Hof van Luik en woonde in Bree.  0p 26 april 1635 was de molen in het bezit van Joan d’Ossorio de la Peina, burger te Bree. In een akte van 17 april 1667 werd de molen in eigendom vermeld van Joan d’Ossorio de jonge, in dienst van de Koning van Spanje, zoon van don Joan Ossorio en broer van don Jacques Ossorio.

Op de Ferrariskaart (1771-77) staat de molen aangeduid met een hoeve met twee vleugels, de huidige N.O.- en Z.O.-vleugel. In de eerste helft van de 19de eeuw (Atlas van de Buurtwegen, 1845) kreeg de hoeve haar huidige U-vorm. De molen was toen eigendom van de molenaar Thomas Vissers, en de gebouwen waren van vakwerk. In 1850 werd de molen volledig heropgebouwd en versteend.

In 1863 kochten de broers Nardje (Leonard) en Peter Galdermans de Keyartmolen. Op deze molen rustte uit een ver verleden een rente van 10 vat rogge, jaarlijks in natura te voldoen aan de kerk van Tongerlo. De broers kochten in 1887 deze last af voor de som van 910,85 Belgische frank. In 1900 kwam de molen in handen van de weduwe van Petrus Galdermans en de twee kinderen. Acht jaar later verwierf Jozef Galdermans, naast het bezit van de Galdermansmolen ook de Keyartmolen.


Begin 1923 werd een belangrijke vernieuwing uitgevoerd. Het groot houten onderslagrad werd toen vervangen door een turbine. Deze werd eerst door Peter Reynen uit Ittervoort bediend en daarna werd het werk overgenomen door Jan Janssen (“Janneske Blome”) die al langer als molenaar werkzaam was op de molen. In 1946 ging de eigendom over op zoon Willem Jozef Hubert Antoon Galdermans. Hij verkocht de molen reeds twee jaar later aan Alfons Casimir Dompas, molenaar uit Lot (Vlaams-Brabant).

Bij publieke verkoop van 16 april 1969 werd de molen aangekocht door Jozef Clijsters. Zoon Pieter (Pierre) Clijsters (°Tongerlo 1937) verwierf de molen op 1 maart 1975 en liet de molen tot 1985 op waterkracht malen, daarna nog af en toe elektrisch. Pieter Clijsters overleed op 11 februari 2007 na een ongeval in de molen. Hij was net bezig met een restauratieproject.

In 2008 werd de molen verkocht aan het echtpaar Wim Winthaegen & Sonja Houben uit Kinrooi. Ze renoveerden in 2010 de hoeve tot een bed and breakfast, werken aan een maalvaardige restauratie en de opwekking van groene stroom. De molen is inmiddels maalvaardig op elektriciteit. de turbine werd in 2014-2015 gereviseerd. De molen beschikt inmiddels over een drietal gediplomeerde molenaars: Wim Winthaegen, Jos Winthaegen en Danielle Wetzels. Er is de ambitie om elektriciteit op te wekken.


Technische beschrijving

Het oorspronkelijke houten onderslagrad bevond zich aan de korte gevel.  Het had een diameter van 4,80 meter en de schoepen waren 75 cm breed. (Deze maten konden worden afgeleid uit het feit dat de ark niet gewijzigd werd bij de plaatsing van de turbine.) De ark is van beton en er zijn drie sluizen. De oorspronkelijke maalsluis van het rad is 112 cm breed. De lossluizen hebben een breedte van 147 cm. De buitenste lossluis is thans de maalsluis voor de turbine. De bediening geschiedt door handwielen op spindels. De stuwhoogte bedraagt 84 cm, de waterdorpel is 156 cm boven de vloedbaan. Door het volstorten van de ark kan de molen tijdelijk niet over water beschikken. De turbine is van Koppen & Frings uit Maastricht, type Francis. De oorspronkelijke maalsluis naast het molenhuis is nog aanwezig.


De kamraderen zijn van gietijzeren, alle conisch. Het kamrad op de turbine-as telt 66 houten kammen. De tandwielen op de horizontale as tellen zowel aangedreven als aandrijvend 44 kammen, op de steenspillen 66 houten kammen. De overbrengingsverhouding is 1:1. Er zijn twee koppels 17der kunststenen. De zolder onder de stenen wordt gedragen door twee gietijzeren kolommen. De geschatte uurproductie bedraagt 200 tot 250 kg gerst of rogge. Het luiwerk wordt aangedreven door poelies en drijfriem, het zakkentransport gaat via klapluiken. In de molen zijn aanwezig: een pletter, een mengketel en een motor met reductiekast die de horizontale as kan aandrijven. Tijdens de verbreding van het kanaal werd de molen aangedreven door een ééncilinder tweetakdieselmotor, fabrikaat Anglo-Belg(ique)-Gent. Deze motor deed daarna dienst in de nabije Galdermansmolen te Tongerlo.

De molen is een rechthoekig gebouw van twee traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen), van 1850. Hij werd verbouwd in de tweede helft van de 19de eeuw: het gebouw werd verhoogd, zodat de dakhelling gewijzigd werd; de oorspronkelijke zijgevels met vlechtingen bleven behouden in de huidige zijgevels. Baksteenfries onder de dakrand. De voorgevel is voorzien van een getoogde deur (tweede helft 19de eeuw) en een oculus in de geveltop. In de achtergevel bleven drie oorspronkelijke vensters bewaard: het zijn kleine rondboogvensters; eronder een groot getoogd venster (tweede helft 19de eeuw). In de zuidwestelijke zijgevel werd een rondboogvenster gedicht. De achtergevel, aan de zijde van de Itter, werd gedeeltelijk gecementeerd; het molenrad is verdwenen; de turbine is van Koppen & Frings (Maastricht), 1923; betonnen sluiswerk.

De U-vormige hoeve, aan de overkant van het erf, heeft een recent woonhuis in de zuidoostelijke vleugel. De vleugels met de dienstgebouwen dateren waarschijnlijk van 1850. Bakstenen gebouwen onder zadeldaken (Vlaamse pannen). Baksteenfries onder de dakrand. De noordoostelijke vleugel behield zijn aandaken met vlechtingen. Ten zuidwesten de voormalige stallen; alle muuropeningen werden gewijzigd.
Ten noordoosten de voormalige dwarsschuur, oorspronkelijk voorzien van drie rondboogpoorten, waarvan thans twee gedicht.