Kluismolen

 

199642-1

Alternatieve naam Kluismolen, Watermolen van Mariëndaal
Provincie Limburg
Gemeente Bree
Deelgemeente Beek
Straat Schootstraat
Locatie Schootstraat 64, Bree (Limburg)

Molenaar: geen

Bezichtiging: de molen is niet toegankelijk



De Kluismolen, ook Watermolen van Schoot of Mariëndaal genaamd, is gelegen aan de westzijde van de Abeek. Hij werd voor het eerst vermeld in 1126, toen hij door het St.-Bartholomeuskapittel van Luik verkocht werd aan Richerus en zijn vrouw Maria. Mogelijk bestond de molen al in 1078 als één van de goederen bij de schenking van gravin Ermengardis aan dit kapittel. De familie Joosten maalde hier van voor 1450 tot 1740. Dan vertrokken ze naar Helden en nog later naar Weert, NL. .

Op 7 oktober 1741 verkocht het echtpaar Peter Stevens, genaamd Joosten, en zijn echtgenote Margaretha Beckers de molen en de gronden (“Joestengoed”) aan de broeders-eremieten  Jacobus Gradts en Wilhelmus Van den Bemden van de kluis van Bree-Nieuwstad, gesticht in 1691 (zie bijlage 2). De kluis met de watermolen werd in 1798 door de Franse overheid verkocht aan J. Libert voor zijn vader L. Libert (Luik). Later werden kluis en watermolen eigendom van de familie Hardy, die het goed in 1927 verkocht.

In 1691 werd in Bree-Nieuwstad een kluis gesticht. De broeders-eremijten, Jacobus Gradts en Wilhelmus Van den Bemden, kochten in 1741 het Joostengoed aan van Peter Stevens alias Joosten en zijn vrouw Margaretha Beckers. Het bestond uit een huis met hof, landerijen, weiden en een watermolen.

Het huis werd in 1743 uitgebouwd tot een klooster met kapel, refter, kapittel, gastenkamer, dormitorium met cellen voor een achttal broeders, en een twintigtal kamers voor licht geesteszieken. Bij het huis hoorde een hoeve, het werk werd verricht door broeders en knechten. Na de dood van Jacob Gradts kende de kluis een moeizaam bestaan. Ze werd in 1798 door de Franse overheid verkocht aan J. Libert voor zijn vader L. Libert (Luik). Later werden kluis en watermolen eigendom van de familie Hardy, die het goed in 1927 verkocht. Klooster en kapel bestonden nog in de jaren 1960, maar waren toen reeds bouwvallig; het klooster verdween in de jaren 1970, de kapel in de jaren 1980. De kapel was een éénbeukig bakstenen kerkje van drie traveeën, de muren geritmeerd door vlakke baksteenpilasters; getoogde vensters.

De kluis staat aangeduid op de Ferrariskaart (1771-77, Couvent ou Hermitage de Mariendael) als een geheel met losstaande bestanddelen, ten westen beschermd door de Abeek, ten zuiden en ten oosten door een U-vormige omgrachting, met ingang aan de zuidzijde, zoals ook nog aangeduid staat in de Atlas van de Buurtwegen (1845); in laatstgenoemde periode was het klooster reeds opgeheven, de gebouwen worden geïdentificeerd als Mariendaal, Moulin; het geheel was eigendom van J. Lambinon, notaris te Luik. Geen enkele van de nog bestaande gebouwen beantwoordt aan deze toestand, behalve de molen.

 

De molen van Schoot wordt voor het eerst vermeld in 1126. Hij was toen eigendom van het Sint-Bartholomeuskapittel van Luik, en hoorde waarschijnlijk bij de schenking van gravin Ermengardis aan dit kapittel in 1078. De molen werd in 1126 door het kapittel verkocht aan Richerus en zijn vrouw Maria.

Het was oorspronkelijk een olie- en volmolen, later een graan- en zaagmolen; de zaagmolen ging in 1860 uit bedrijf. De huidige molen werd gebouwd in 1894, volgens andere bronnen in 1900, toen de toenmalige nog gedeeltelijk in stijl- en regelwerk gebouwde molen door brand werd verwoest. De molen was van het onderslagtype, hij bevindt zich aan de westelijke zijde van de Abeek.

 In 1893 brandde de nog gedeeltelijk in stijl- en regelwerk gebouwde molen af. De heropbouw in baksteen volgde een jaar later.

Op 23 augustus 1923 passeerde bij notaris Fransman te Bree de koopakte voor de “Kluis Mariëndal”. Antonius Hubertus Timmermans (°Hunsel, NL, 09.01.1879) werd eigenaar van de kluis inclusief de molen. Hij kocht het goed voor 96.000 Belgische franken van juwelier-goudsmid Ferninand Marie Felix Hardy, die in de St. Paulusstraat te Luik woonde.

bty

Overigens was Antonius Hubertus Timmermans ook degene die de Annamolen te Keent (Weert) liet bouwen. Antonius Hubertus Timmermans vestigde zich pas in 1926 definitief in Beek (Bree). Hij huwde op 4-2-1926 te Weert met Josephina Elisabeth van Knippenberg. Zij gingen wonen in de kluis van Mariëndal. Ze kregen 6 zonen en 2 dochters. Toon Timmermans heeft de molen als laatste bemalen.

Het klooster werd in 1970 afgebroken, de bijbehorende kapel in 1989 en het molegebouw werd in 1986 volledig als woonhuis ingericht. Het molenwerk en het houten onderslagrad onder houten afdak, dat zich tegen de oostelijke zijgevel bevond, zijn nu volledig verdwenen. In het huis zijn slechts enkele kenmerken aanwezig die nog aan een molen herinneren. Het betonnen sluiswerk bestaat nog, maar de houten schotten zijn verdwenen.

Hij is in 1986 gerestaureerd en ingericht als woning, het molenwerk is volledig verdwenen; het molenrad bevond zich tegen de oostelijke zijgevel; hier nog resten van het betonnen sluiswerk. Diephuis van twee traveeën en twee bouwlagen onder wolfsdak (mechanische pannen). Beraapt bakstenen gebouw. Muizentandfries onder de dakrand. Rechthoekige muuropeningen. Klein bijgebouw van twee traveeën en één bouwlaag onder schilddak (mechanische pannen) uit dezelfde periode.

De plaats en vorm van de voormalige omgrachting bleef behouden in de kadastrale perceelsafbakening.